Jacob Piller

Het is vrijdag 10 januari 1890 en ten huize van de Joodse Salomon Piller aan de Joden Breestraat 50 te Amsterdam is er vreugde: zijn vrouw Henriëtte is om 7:00 uur in de ochtend bevallen van hun 4e kind. Jacob zal hij genoemd worden, mogelijk naar zijn opa, de vader van Salomon, die ook Jacob heet. Salomon doet op zaterdag aangifte bij de burgerlijke stand van Amsterdam. Salomon is diamantwerker en neemt mogelijk twee van zijn collega’s mee, Wolf Komkommerman en Jacob Plas, als getuigen voor de aangifte van de geboorte van zijn zoon.

Joden Breestraat eind 19e eeuw
Geboorteakte Jacob Piller gem. Amsterdam

Salomon -toen 25 jaar oud- en Henriëtte Roodenburg -24 jaar oud- zijn getrouwd op donderdag 14 juni 1883 voor de wet in het stadhuis van Amsterdam. Mogelijk zijn ze ook getrouwd in een synagoge maar het is niet bekend in welke. Salomon was toen nog schoenmaker en woonde mogelijk aan de Plantage Doklaan 5. Daar wordt hun eerste kindje geboren: dochtertje Sophia, op zaterdag 5 april 1884. Op maandag 7 april doet Salomon samen met zijn zwager Hartog Roodenburg en Emanuel Mulder aangifte van de geboorte bij de burgerlijke stand.

Geboorteakte Sophia Piller gem. Amsterdam

Twee jaar later, op donderdag 27 augustus 1886, wordt er weer een kindje geboren, een zoon die de naam Matthijs zal krijgen. Ondertussen zijn Salomon en Henriëtte verhuisd naar de Joden Breestraat 50. En daar wordt dus Matthijs geboren. Ook hun derde kindje wordt op dit adres geboren: een meisje, Sara genaamd, op maandag 20 februari 1888. Hiervan doet vader Salomon op dinsdag 21 februari aangifte bij de burgerlijke stand van Amsterdam. Na Jacob die dus in 1890 werd geboren komt er nog één dochter: Geertruida. Wel 12 jaar later dan Jacob, op donderdag 5 juni 1902, dus een nakomertje. En nog steeds woont het gezin aan de Joden Breestraat 50. Naast de vijf kinderen is er in het huisgezin ook een huishoudster, Wilhelmina Post, uit Zierikzee.

Als Jacob 1 jaar is overlijdt de grootvader naar wie hij vernoemd is: deze Jacob Emanuel Piller sterft op 64-jarige leeftijd, op donderdag 9 april 1891.

Centraal blad voor Israëlieten in Nederland 17-04-1891

Wanneer Jacob 17 jaar is trouwt zijn broer Matthijs met Vrouke Drukker die zichzelf later Frederika laat noemen, met roepnaam Free, volgens een advertentie in de krant.

NIW 25 januari 1907

 

NIW 2 februari 1906

In 1907 sterft de grootmoeder van Jacob, de vrouw van Jacob Emanuel Piller, op 83 jarige leeftijd.

NIW 8 november 1907

Op woensdag 10 november 1909 trouwt Jacobs oudste zuster met Jacob Muis; dat gebeurt in “Huize Plancius” (daar bevindt zich nu het Verzetsmuseum Amsterdam).

Bij de keuring op zaterdag 16 oktober 1909 wordt Jacob opgeroepen voor de militaire dienst. Zijn militienummer is 1672 maar hij maakt bezwaar en dat wordt op woensdag 24 november 1909 toegestaan; daardoor wordt hij niet onder de wapenen geroepen. Wat de reden was voor bezwaar is niet duidelijk.

Een paar jaar later bevalt de huishoudster, Wilhelmina Post, op woensdag 7 mei 1913 van een dochtertje dat met voornaam Henriëtte en achternaam Post wordt aangegeven bij de burgerlijke stand. Het is niet bekend wie de vader is maar het zou natuurlijk Jacob kunnen zijn…

Een oom, Emanuël Jacob Piller, de broer van de vader van Jacob, overlijdt op zaterdag 1 augustus 1914, op 62 jarige leeftijd.

Hoewel beide ouders, Salomon en Henriëtte, niet blij zijn met de keuze van hun zoon, trouwt Jacob toch met de huishoudster, de Nederlands Hervormde Wilhelmina, op woensdag 3 maart 1915, in het stadhuis van Amsterdam. Wilhelmina is de dochter van Bartel Post en Toontje Jobina van Meurs. Wilhelmina is geboren in Zierikzee op zondag 25 oktober 1891.

Als getuigen bij hun huwelijk zijn Barend de Hide en Jacob van Zwieten aanwezig. Vermeld staat op de huwelijksakte dat “…de bruidegom en bruid verklaren te erkennen een kind genaamd Henriette Post, alhier geboren op zeven mei negentienhonderd dertien.”

Huwelijksakte gem. Amsterdam

Bij dit huwelijk is de moeder van Wilhelmina niet aanwezig; zij is namelijk al veel eerder overleden, op woensdag 4 januari 1899, op 27-jarige leeftijd.

Om verdere spanningen met de ouders van Jacob te voorkomen verhuizen Jacob en Mien bijna een jaar later naar Rotterdam om daar hun bestaan op te bouwen. En zo komen ze terecht in de Nieuwe Kerkstraat 13 en laten zij zich op dat adres inschrijven op maandag 21 februari. Hier wonen ze tot ze in april verhuizen naar de Vierwindenstraat 11a

Kerkstraat (Nieuwe)  Deze straat liep oorspronkelijk vanaf de Kruiskade in zuidelijke richting. Even voor de Van Oldenbarneveltstraat maakte deze straat een hoek en kwam op de Coolsingel uit. Later liep de straat dood tegen de achterzijde van de huizen aan de Van Oldenbarneveltstraat.

De Nieuwe Kerkstraat: in geel aangegeven het eerste adres van Jacob Piller en Wilhelmina Post. Hier woonden ze op nummer 13.

Jacob verdient dan zijn geld als loswerkman.

Na de Vierwindenstraat verhuizen ze naar Zandstraat 49.

Hier in de Zandstraat wordt hun zoon geboren, Antoon Piller, op zondag 2 juli 1916; om 02:00 uur komt hij ter wereld. Jacob doet op maandag 3 juli aangifte.

Geboorteakte gem. Rotterdam

Op woensdag 4 oktober 1916 treedt Sara, een zus van Jacob, in Zaandam in het huwelijk met de 28 jarige Jacob Kool.

Als Jacob (Jaap) Piller 28 jaar is wordt zijn dochter Sophia geboren, op dinsdag 9 juli 1918, ook in de Zandstraat 49.

Bartel Post, vader van Wilhelmina (Mien) en schoonvader van Jaap, overlijdt zaterdag 16 oktober 1920 in Zierikzee. Mien is dan hoogzwanger en twee weken na zijn overlijden wordt Sara geboren, de laatste dochter van Jaap en Mien, op zondag 31 oktober 1920. Ook Sara wordt nog geboren in de Zandstraat 49.

Als Jaap 32 jaar is overlijdt op dinsdag 14 februari 1922 zijn vader Salomon Piller, op 63-jarige leeftijd. In het Nieuw Israëlisch Weekblad van vrijdag 17 februari 1922 wordt er een overlijdensadvertentie geplaatst.

En in die zelfde krant, van vrijdag 17 maart 1922, wordt een dankbetuiging geplaatst voor de blijken van deelneming.

In 1923 stuurt Geertruida (Truus) – de jongste zus van Jaap – een briefkaart aan Jaap dat zijn dochtertje Henriëtte (Jetje) bij haar goed is aangekomen voor een logeerpartij bij oma Henriëtte Roodenburg.

Deze Truus, het nakomertje, is dan nog niet getrouwd maar dat gebeurt zes jaar later, op 26 september 1929, in Amsterdam, met Louis Adolf Swabe.

Huwelijksfoto Geertruida (Truus) en Louis Adolf Swabe

De Zandstraat, gelegen in de Zandstraatbuurt, moet plaats maken voor de bouw van het nieuwe stadhuis en voor die van het postkantoor van Rotterdam. Dus ook Jaap en zijn gezin moeten daarom verhuizen naar een nieuwe woning. Die wordt gevonden in de Krattensteeg 2 zoals wij zien in de adresboeken van de gemeente.

Adresboek gem. Rotterdam 1927

Zoals te lezen in het adresboek van 1927 is Jaap inmiddels koopman, vermoedelijk in ongeregelde goederen en lompen omdat we in latere adresboeken ook de term uitdragerij tegenkomen. Hier in de Krattensteeg blijven ze tot dinsdag 30 april 1929, volgens de gezinskaart van de gemeente.

Adresboek gem. Rotterdam 1929

Vanaf 30 april 1929 komen ze te wonen aan de Leeuwenstraat 1a, wat we ook terug kunnen vinden in het adresboek van 1930.

Adresboek gem. Rotterdam 1930
Rubroekstraat in Rotterdam Crooswijk

Een jaar nadat Jaap en zijn gezin in de Leeuwenstraat gaan wonen verhuizen ze in april 1930 naar de Rubroekstraat 141b, in Crooswijk. Maar in juni 1932 verhuizen ze weer een keer binnen Rotterdam, naar de Weste Wagenstraat 77b. En als ze hier 8 maanden wonen trouwt hun hoogzwangere 19-jarige dochter Henriëtte op woensdag 8 februari 1933 met Jacobus Colijn, koopman in bloemen. Deze Jacobus is een zoon van Pieter Colijn en Johanna Maria Brokke en is geboren op vrijdag 22 april 1910 te Rotterdam.

Huwelijksakte gem. Rotterdam

Tien dagen na de voltrekking van het huwelijk wordt Jaaps eerste kleinkind geboren – Jacob Colijn – waarschijnlijk naar hem vernoemd. Hij wordt geboren op zaterdag 18 februari 1933.

De Zaagmolenkade is het adres waar Jaap zich op 28 juli 1933 met zijn gezin laat inschrijven bij de burgerlijke stand. Hier blijven ze wonen tot donderdag 16 mei 1935. Ze verhuizen dan naar de Siondwarsstraat 85a. Ze verhuizen hierna nog éénmaal in Rotterdam, namelijk naar de Linker Rottekade 40a.

Het tweede kleinkind van Jaap en Mien wordt geboren op dinsdag  9 juli 1935. Het is opnieuw een zoon van Henriëtte en Jacob Colijn en zal Johan genoemd worden.

In 1937 verlaten Jaap en Mien Rotterdam om zich te vestigen in Schiedam; vanaf vrijdag 7 mei wonen ze aan de Van Musschenbroekstraat 17b, in Schiedam Oost, om in 1938 op hun laatste adres te gaan wonen: Broersveld 127a. Hier wordt een zaak in ongeregelde goederen en lompen begonnen waar Mien doorgaans in de winkel staat. Jaap werkt in een fabriek. In de Bakkersstraat, in Nieuwsticht, heeft Jaap een opslag geregeld, met vergunning volgens de Hinderwet.

Volgens nabestaanden waarmee gesproken is, was Jaap een zeer zachtaardig mens. Altijd bezig met zijn kinderen en later ook met de kleinkinderen. Hij zal dan ook veel verdriet hebben gehad als na vier jaar zijn tweede kleinkind, Johan, komt te overlijden.

Het karakter van Jaap brengt ook met zich mee dat hij een groot vertrouwen heeft in zijn medemens. Maar Jaap is beslist niet naïef: zijn eigen kinderen, van een niet-joodse moeder, laat hij niet ‘tot jood dopen’ alsof hij voorvoelt wat joden te wachten staat. Hij dringt er op aan dat twee van zijn kleinkinderen -Japie (Jacob) en Arie (Abel)- Nederlands Hervormd zullen worden gedoopt. “Dan kan ze niets gebeuren,” luiden zijn woorden. Dat gebeurt op zondag 11 oktober 1942.  Zelf waant hij zich ook veilig; hij is immers gemengd gehuwd.

Dit ‘gevoel van veiligheid’ moet op den duur tegen beter weten in zijn geweest want in mei, juni en juli 1943 worden vele naaste familieleden opgepakt, naar Kamp Westerbork vervoerd, kort erna gedeporteerd naar Sobibor of Auschwitz, en vermoord. Zijn moeder Henriëtte wordt in Sobibor vermoord op 21 mei 1943, zijn zus Sophia wordt met haar man Jacob Muis op 4 juni 1943 ter dood gebracht, ook in Sobibor. Zijn zus Truus, het nakomertje,  gaat op 20 juni 1943 met haar man en twee zoons naar Kamp Westerbork. Een maand later gaat dat gezinnetje op transport naar Sobibor waar ze op 23 juli worden vermoord; de jongens zijn dan tien en acht.

Louis Adolf Swabe, echtgenoot van Truus , en de twee zoons, Adolf (10) en Henri (8)

Zijn andere zus, Sara, wordt op 6 juli 1943 geregistreerd in Kamp Westerbork. Zij weet zich tot 8 februari 1944 daar te redden, om vervolgens op 11 februari 1944 in Auschwitz te worden vermoord.

En over het lot van Jaap heeft de familie het volgende verteld: “Begin februari 1944 komen er op een ochtend twee keurig geklede heren de winkel aan het Broersveld binnen. Ze begroeten Mien en vragen of haar man thuis is. Ze willen hem graag spreken. Mien schudt het hoofd en vertelt dat haar man op de fabriek aan het werk is. ‘Wanneer komt hij thuis?’, vraagt een van de heren? Onbevangen vertelt Mien dat ze hem rond twaalf uur verwacht, want hij eet elke dag tussen de middag thuis. Nadat de twee heren vertrokken zijn gaat de winkeldeur opnieuw open en stapt een buurman binnen: ‘Mien, wat waren dat voor mannen?’ De buurman krijgt te horen dat het geen klanten waren, maar dat ze voor Jacob kwamen. De buurman knikt. Hij had het al gedacht. De twee heren zagen er veel te netjes uit voor een klant. ‘Mien, ik vertrouw het niet. Ik blijf even tot Jaap thuiskomt. Ik moet even met hem praten.’

Als Jacob binnenkomt schiet de buurman hem direct aan. Hij vertelt hem kort wat er is voorgevallen. ‘Man, jij moet als jood goed uitkijken. Ik raad je aan om je koffer te pakken en onder te duiken bij een vriend van mij in het Westland. Jacob kijkt hem verbaasd aan. ‘Moet je horen,’ zegt hij, ‘denk jij dat ik mijn huis uitvlucht? Ik heb nooit, maar dan ook nooit iemand kwaad gedaan. Waarom zou iemand mij kwaad doen?’ Even later komen de twee keurige heren weer binnen. Als ze Jacob beetpakken valt hun keurigheid van ze af. Jacob wordt gearresteerd en meegenomen.”

Politierapport Gem. Rotterdam

Jaap komt op het politiebureau terecht en vandaar wordt  hij op zaterdag 5 februari 1944 naar Kamp Westerbork gebracht, in barak 67. Er zijn drie strafbarakken in Kamp Westerbork (de nummers 65, 66 en 67); daar heerst een zwaarder regime. Misschien heeft hij zijn zus Sara nog gezien voor zij op 8 februari op transport gaat.

Bewoners van de strafbarakken zijn veelal opgepakte onderduikers. Ze krijgen minder te eten en moeten dwangarbeid uitvoeren. Geïnterneerden in deze barakken hebben een grotere kans om op het eerstvolgende transport gezet te worden. Anne Frank en haar familie werden als opgepakte onderduikers ook in een van deze strafbarakken ondergebracht. Waarom Jaap in één van deze barakken wordt geplaatst is niet echt duidelijk want hij zat duidelijk niet ondergedoken. En de vraag is ook waarom hij pas op 28 februari een briefje naar huis mag schrijven.

Lager Westerbork, 28 Febr 1944 Lieve vrouw, kinderen en kleinkinderen Hopende dat jullie allen gezond, jullie zullen wel opgekeken hebben, maar ik hoop dat ik weer bij jullie kan komen. Mien je bent toch bij Thijs geweest, praat eens met mijn broer. Zou een advocaat daar aan wat kunnen doen. Lieve vrouw om de 14 dagen mag ik schrijven en die brief die er aan is mag jij schrijven. Mien die zegel moet je op het pakje doen en daar papier over heen ook met adres, want die zegel mag niet gezien en mag niet meer als twee Kilo dus lieve Mien je weet het. Ik heb toevallig het portret van Japie en Arie bij me en kijk er telkens na. Stuur me jou portret. Anton doet je best en laat zien dat je een goeije koopman bent dus je weet het lieve jongen. Zend mij zoveel mogelijk dingen die lang goed blijven. Ook mijn scheerkwast zeep en apparaat en een handdoek en wat rookwerk. Hoeveel konijntjes heb die gehad ik ben erg verlangend van jullie wat te horen zoen al mijn kinderen en kleinkinderen . Hebben zeker naar Pappie geschreven want ik heb papieren terug gehad. Ik kan ook daar niet wijs uit worden. Ook met 2 gele kaartjes van Henk en Jaap met 2 jiddische grootouders, die zijn van geheel geen joodsche bloed afkomstig. Lieve Mien spreek met Thijs en doe je best Antoon weest moment alles voor je moeder, allemaal gezoend en jij apart van je liefhebbende man Jacob. Ik verlang een brief.

Voor Jaap pakt het allemaal anders uit: hij wordt op vrijdag 3 maart 1944 met transport 89 (732 gedeporteerden, van wie 94 kinderen) naar Auschwitz gedeporteerd. De trein telt 11 wagons. Op maandag 6 maart arriveert een RSHA-transport uit Holland, zo staat geregistreerd. Na de selectie worden er 179 mannen en 76 vrouwen toegelaten tot het kamp. De resterende 477 personen -waaronder ook Jacob Piller- worden vermoord in de gaskamers.

Archiefkaart uit het Arolsen Archief

Mien, de kinderen Henriëtte, Antoon, Sophia en Sara en de kleinkinderen hebben hem na de eerste dagen van februari 1944 nooit meer gezien.  

Op zaterdag 19 januari 1952 wordt er een akte opgemaakt voor het overlijden van Jacob Piller.

Overlijdensakte gem. Schiedam

Voor Jacob Piller is er op maandag 23 februari 2015 door de Stichting Stolpersteine Schiedam aan de Broersveld 127 een struikelsteen geplaatst.

Bronnen: Delpher kranten, Gem. Archief Rotterdam, Gem. Archief Amsterdam. Joodsmonument, Schiedam Gen, Wie was wie,  In Memoriam Guus Luijters, Arolsen Archief