75 + 3 JAAR GELEDEN (11)

Op 26 oktober 1942, dus vandaag 78 jaar geleden, worden Samuel Abraham Campignon (60 jaar) en zijn vrouw Hanna Campignon-Meijer (58 jaar) vermoord. Vermoedelijk vanaf eind 1932 bezitten en exploiteren zij Café-Restaurant “Pleinzicht” op de hoek van de Singel en de PKO-laan. Het echtpaar woont erboven, op Singel 234a.

In de Beeldbank van het Schiedams gemeentearchief hebben we deze foto gevonden, genomen vanaf het Stationsplein met in de verte de toren van de Singelkerk (huidige Liduina-basiliek). Ter linkerzijdecafé-restaurant “Pleinzicht”; die naam is deels te lezen op de gevelband, met daarnaast GROLSCHPILSNER en… S. CAMPIGNON. De ontdekking van de achternaam op de gevelband is aan het gemeentearchief doorgegeven waarop de toelichting bij de foto is aangevuld met de nieuwe informatie over het echtpaar Campignon.

Het echtpaar Campignon komt niet uit Schiedam. Samuel Abraham Campignon wordt op vrijdag 18 november 1881 geboren te Rotterdam als vierde kind van Abraham Samuel Campignon en Beletje Campignon-van Trommel, beiden uit Rotterdam.

Na Samuel wordt er nog één kindje geboren en dan bestaat het gezin uit zeven personen: vader, moeder, Roosje, Mozes, Esther, Samuel en David. Op 12 november 1889, als Samuel bijna acht wordt, overlijdt zijn vader. En negen jaar later sterft ook zijn moeder, op 27 februari 1898. Samuel is dan 16 jaar oud.

Geboorteakte van Samuel Abraham Campignon.

Het kan zijn dat Samuel en de andere kinderen al na het overlijden van de vader zijn opgevangen in het Israëlitisch Weeshuis aan de Oppert. In elk geval komt hij er na het overlijden van zijn moeder terecht. Op Joods Erfgoed Rotterdam is meer te lezen over het joods weeshuis.

Het Israëlitisch Weeshuis aan de Mathenesserlaan 208 te Rotterdam, sinds 26 april 1898 (daarvoor was het weeshuis sinds 26 oktober 1851 gevestigd aan de Oppert).

Uit de gegevens van een medische keuring op 11 december 1900 blijkt dat Samuel in elk geval is opgevangen in het pas nieuwe Israëlitisch Weeshuis aan de Mathenesserlaan 208; dat adres wordt namelijk op dat moment geregistreerd als het adres van zijn voogd (rechts van het midden, bij nummer 6).

Gegevens over de militaire keuring van Samuel Abraham Campignon.

De keuring is positief: op 14 maart 1901 wordt Samuel “ingedeeld als loteling in de lichting van 1901” in het 3e Regiment Infanterie. Hij is dan nog geen twintig. In de militaire stamboeken is terug te vinden dat hij op 14 augustus 1902 met groot verlof gaat, op 10 februari 1903 weer terugkomt om op 5 december 1903 opnieuw met groot verlof te gaan. Op 1 juli 1905 wordt hij overgeplaatst naar het 11e Regiment Infanterie, om nog twee keer te worden opgeroepen voor ongeveer drie weken, in oktober 1906 en augustus 1908. Per 1 augustus 1909 wordt hij als soldaat ingedeeld bij het 36e bataljon van de Landweer Infanterie.

Het kan niet anders dan dat Samuel in september van 1901 heeft deelgenomen aan de militaire oefening in Limburg die nogal wat schade voor gebouwen en landbouwgronden oplevert. En wellicht is Samuel ook van de partij tijdens de oefening in 1903, in Bergen op Zoom.

Het derde regiment van de infanterie tijdens een oefening in Bergen op Zoom in 1903 (bron: www.nlme.nl).

Samuel blijft lange tijd vrijgezel: hij woont na zijn diensttijd vooral op kamers op diverse adressen in Rotterdam. En hij heeft vele beroepen: meubelmaker, winkelier in boter en kaas, caféhouder, waard en buffetchef. En hij leert Hanna Meijer, winkelierster in kaas, kennen, uit Ameide, een plaats tussen Schoonhoven en Vianen.

Hanna is het eerste kind van vijf, van Jacob Meijer en Fronika Hakkert. Hanna wordt geboren op 17 oktober 1884, in het jaar van het huwelijk. Haar vader is één van de dorpsslagers van Ameide, schapenslachter en -scheerder. Men noemt hem Joppie, Joppie de Jood, volgens een artikel over de familie Meijer in het blad van de Historische Vereniging Ameide en Tienhoven (jaargang 12, nummer 2).

Hanna’s zusje heet Alida; zij wordt geboren op 26 februari 1887. Zij trouwt op 22 april 1925 te Rotterdam met Heiman Viool, banketbakker. Dit beroemde banketbakkersechtpaar (zie https://www.joodserfgoedrotterdam.nl/banketbakker-viool/ ) duikt later onder bij Ary Post in de Wattstraat in Schiedam-Oost, net als het echtpaar Machiel Peekel en Rozina de Liema, en net als Carel Möhring, banketbakker bij Viool en net als Ary Post actief in het verzet.

Volgens Koos Groen (“Een prooi wordt jager” & “Als slachtoffers daders worden”) is de beruchte Ans van Dijk medeverantwoordelijk voor de inval in de Wattstraat; ook Branca Simons speelt daarbij een rol als zij zich voordoet als onderduikster en zo informatie krijgt die tot een inval bij Ary Post leidt. Beide vrouwen zijn Joods, beiden verraden tientallen verzetsmensen en joodse onderduikers. Beiden worden na de oorlog ter dood veroordeeld maar Ans van Dijk wordt als enige vrouw geëxecuteerd; de straf van Branca Simons wordt omgezet in levenslang en in 1958 wordt haar straf ingekort tot 20 jaar.

Terug naar Samuel en Hanna: ze trouwen op 21 januari 1914 in het stadhuis van Ameide. Samuel is 32, Hanna is 29 jaar. 

Stadhuis van Ameide, trouwlocatie van Samuel en Hanna Campignon-Meijer

We komen Samuel Campignon vele jaren later tegen als filiaalhouder van The Rose Wine Company van L.G. Roos: handel in wijnen, bieren, limonades en gedistilleerd. Samuel en Hanna wonen dan aan de Gerrit v.d. Lindestraat 78.

Advertentie in De Maasbode van 11 april 1921.

De “beroemde genever” uit de laatste regel van de advertentie heeft een prachtig etiket:

 

In Schiedam is er een Café Restaurant “Pleinzicht” dat in korte tijd wordt geopend en heropend, met steeds andere caféhouders. Dan verschijnt op 8 oktober 1932 de publicatie in de Nieuwe Schiedamsche Courant dat S. Campignon een vergunning voor verlof A, voor de verkoop van zwak-alcoholische dranken aanvraagt voor Singel 234. Per 29 december 1932 staan Samuel en Hanna Campignon-Meijer ingeschreven in de gemeente Schiedam. 

Drie jaar later gaat Samuel nog een stapje verder, volgens een kennisgeving op 31 augustus 1935, voor de aanvraag van een vergunning voor de verkoop van sterke drank en voor gebruik elders:

Nieuwe Schiedamsche Courant van 31 augustus 1935

Waarschijnlijk richt Samuel zich inmiddels meer op andere zaken dan alleen het café-restaurant; het lijkt erop dat hij het economisch eigendom -de exploitatie- overdraagt aan Bets van de Water. In de Beeldbank van het Schiedamse gemeentearchief is de volgende beschrijving bij een foto uit 1935 te vinden:

“Biljart wedstrijd in het café van Bets van de Water genaamd “Pleinzicht” op het Stationsplein. v.l.n.r. Jan van de Water, Bets van de Water, (Annie van de Water + dame?) Piet van de Water, Leo van de Water”:

 

In 1941, op 1 december, draagt Samuel het juridisch eigendom van “Pleinzicht” over aan Bets, vrijwel zeker om daarmee de aanstelling van een Verwalter te voorkomen. Vanaf 12 maart 1941 moeten joodse bedrijven onder leiding komen te staan van een zaakwaarnemer die door de nazi’s wordt aangewezen. Vermoedelijk is Bets van de Water niet in staat de volle prijs te betalen, of zijn ze er allemaal van overtuigd dat het maar tijdelijk is. In andere situaties zijn geheime overeenkomsten opgesteld waarbij de overdracht na de oorlog wordt teruggedraaid.

Na de oorlog wordt een claim van 2.500 gulden wegens de verkoop van Café Pleinzicht voorlopig erkend. Namens de erven van S.A. Campignon dient de Stichting “Caba” (Commissie van Advies en Beheer Afwezigen) die vordering in bij de stichting “Vermögensverwaltungs- und Renten-Anstalt”, wegens de gedwongen overdracht.

Mejuffrouw E.J.M. van de Water heeft “Pleinzicht” succesvol voortgezet, tot ver na de oorlog, samen met Ans van de Stap, “de rechterhand van” de eigenares die zich later Marie laat noemen (Nieuwe Schiedamsche Courant van 3 juli 1965).

Samuel en Hanna zijn dus niet teruggekeerd uit de oorlog. Op 12 oktober 1942 zijn ze gearresteerd, op een onbekende locatie, en overgebracht naar het Huis van Bewaring aan de Noordsingel in Rotterdam. Op 22 oktober wordt hun aankomst geregistreerd in Kamp Westerbork en meteen de dag erop, op 23 oktober 1942 vertrekt hun trein naar Auschwitz.

Arolsen Archiefkaart

Op beide archiefkaarten in de Arolsen archieven staat de naam “Pappenheim”. Dit is de naam van een medewerker van de Joodse Raad. De aantekening kan betekenen dat er nog een poging is gedaan om Samuel en Hanna tegen transport naar Auschwitz te beschermen. Een vergeefse poging dan, want net boven Pappenheim staat “niet meer in Westerbork”.

Op 25/26 oktober 1942 arriveren Samuel en Hanna in Auschwitz, met transport 30 dat bestaat uit 25 wagons waarin 988 personen worden vervoerd. Daaronder bevinden zich 167 kinderen, o.a. de twee zoontjes Warga en hun jonge zusje. En ook Saartje Bromet. Er worden 21 mannen en 32 vrouwen toegelaten tot het kamp, de resterende 935 worden vermoord in de gaskamers. Er is ook informatie dat er in Kosel al 170 personen uit de trein zouden zijn gehaald.

Met vijftien andere joodse Schiedammers gaan Hanna en Samuel Campignon naar de gaskamer: moeder Sara Warga met haar twee zoons en dochter, moeder Roza Bromet met haar twee dochters en zoon, Anna Hartog, Christina Ekstein, Salomon van Arent, Izaac en Debora van Dam, en Mozes en Rozetta Davidson. Van het hele transport van 988 personen overleven maar veertien mannen.

Op de Singel, voor nummer 234, liggen Stolpersteine, om te herinneren aan Samuel Abraham Campignon en zijn vrouw Hanna Campignon-Meijer door hun naam te lezen en al doende voor hun tweeën het hoofd te buigen.

 

 

 

 

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.